Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Kaderwet diervoeders

 

Artikel 20
1
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat degenen die toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders, behorende tot een daartoe bij de maatregel aangewezen categorie, bereiden, be- of verwerken, verpakken, etiketteren, voorhanden of in voorraad houden, opslaan, vervoeren of in het verkeer brengen verplicht zijn de daarbij omschreven maatregelen te treffen, strekkende ter bevordering van een goede naleving van het met betrekking tot die producten bij of krachtens deze wet bepaalde. Tot deze maatregelen kunnen behoren het onderwerpen van die producten aan controles, het toetsen van die producten aan de hand van een controle van uit die producten genomen steekproeven, al dan niet met toepassing van een erkend bedrijfscontrolesysteem, het voeren van een administratie en het aanbrengen of het aangebracht houden van kentekens of vermeldingen ten behoeve van een doelmatig toezicht dan wel een doelmatige douanecontrole op bedoelde naleving, een en ander overeenkomstig de voorschriften, bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur daaromtrent gesteld.
2
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het degene voor wie een krachtens het eerste lid gestelde verplichting geldt, verboden is producten als bedoeld in het eerste lid in het verkeer te brengen ten aanzien waarvan de vereiste maatregelen niet zijn genomen.
3
Bij algemene maatregel van bestuur kan voorts worden bepaald dat het degene voor wie krachtens het eerste lid de verplichting geldt tot het toetsen van producten aan de hand van een steekproef, is verboden producten met betrekking waartoe bij zodanige toetsing een ongunstig resultaat wordt verkregen, in het verkeer te brengen, dan wel in het verkeer te brengen alvorens met betrekking tot die producten de maatregelen zijn genomen die bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven.
4
Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur waarbij met toepassing van het eerste lid de verplichting is opgelegd tot het toetsen van producten met een erkend bedrijfscontrolesysteem, worden regelen gesteld omtrent de voorwaarden voor erkenning van een zodanig systeem, de aanvraag tot erkenning, de duur van de erkenning, de wijze van mededeling van een besluit inzake erkenning en omtrent de wijziging, verlenging, weigering, schorsing of intrekking van een erkenning.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •